Mihintale
Het HospitaalAan de voet van de berg liggen de ruïnes van een ziekenhuis , medische bad (of steen kano waarbij patiënten werden ondergedompeld in medicinale olie) een stenen inscriptie en urnen die behoren tot de oude periode zijn opgegraven. Tussen het ziekenhuis en de stappen die leiden tot de rots liggen de ruïnes van een groot klooster. Op de verdiepingen van het vierkant gebouw dat 125 voet (38 m) aan de ene kant, zijn mooi houtsnijwerk en ook zijn stenen balustrades en guard stenen. Aangezien deze kant steil is, zijn de trappen aan de oostelijke kant van de helling, ruim en in 4 secties. Deze trap heeft 1840 treden van graniet, die leidt naar de top. Aan het einde van de eerste reeks trappen aan de rechterzijde van de vlakte, is een kleine bergtop. Op deze ligt de beroemdste Kantaka cetiya. De refterDe binnenplaats is gelegen aan het einde van de derde trap.. Aan de linkerkant van de binnenplaats is de refter. De vierhoek is 62 voet (19 m) in lengte en 25 ft (7,6 m) in de breedte en is omgeven door de berging. Aangezien een deel van een pijpleiding hier is ontdekt, kan worden geconcludeerd dat een systematische en goed geplande regeling werd verstrekt. Twee stenen troggen zijn hier te zien, die zou zijn gebruikt om voedsel dicht bij de refter te hebben. Aan weerszijden van de ingang van een gebouw, zijn 2 opschriften gegraveerd 2 grote platen van graniet bekend als Mihintale steeninschrijvingen. De regels en voorschriften met betrekking tot de administratieve doeleinden van het klooster zijn gegraveerd op deze 2 stenen platen. Dit opschrift geïnstalleerd door Koning Mihindu (956 - AD 976) bevat records van betalingen aan het bedienend personeel. In de omgeving op een andere vlakte is de zaal van de monniken. Hier ontmoeten de monniken om de Dhamma en de Vinaya te eren. Dit is een open gebouw, dat is 62 voet (19 m) plein en werd gebouwd op 48 stenen pilaren. In het midden van de hal is een platform met 4 ingangen.
Vanaf het plateau met de prachtige witte Maha stupa, de zogenaamde derde rots van Mihintale, heb je een prachtig uitzicht op het zo typerende Sri Lanka landschap. Mihintale, ruim 10 km van Anuradhapura gelegen, is een heilige plaats; de wieg van het Boeddhisme in Sri Lanka. Op de berg Mihintale, liet koning Tissa zich in 247 v. Chr tot het boeddhisme bekeren door Mahinda. Als je de laatste van de 1849 traptreden blootsvoets of op sokken weet af te leggen, word je onder andere beloond met dit prachtige uitzicht.
De Kantaka Chaitiya-daqobaVia de hoofdtrap op het tempelterrein kunt u naar boven lopen, eerst over 220 treden naar een plateau en dan rechts omhoog over 190 treden naar de Kantaka Chaitiya. Langs de trappen pronken de frangipani-bomen met hun witte bloemen. De 30 m hoge Kantaka Chaitiya werd in de 3de eeuw v.Chr. gebouwd en kwam bij opgravingen in 1935 van onder een aarden heuvel te voorschijn. Bij de dagoba hebt u een goed uitzicht op de bossen en vijvers. In de verte steken de dagoba's van Anuradhapura boven het bladerdak van de jungle uit. De bakstenen dagoba staat op drie terrassen van grijze stenen waarvan de randen versierd zijn met olifantskoppen. De liggende leeuwtjes op de gebeeldhouwde zuilen wijzen op de afstamming van de Singalezen van de leeuw. Aan de rand van de dagoba, met zijn typische, afgeplatte vorm, staat op vier plaatsen een altaarportaal met ervoor een stenen plaat met kopieën van de voetafdruk op Adam's Peak. Daarachter staan tegen de muur reliëfs van olifanten en dikbuikige mannetjes die de welvaart symboliseren. Op enkele plaatsen zijn nog vage resten van oude fresco's te zien. Bij de grote rots tegenover de dagoba, met een rotsblok vol inscripties, bevindt zich de toegang tot een klooster van holwoningen. In de bloeitijd woonden in Mihintale tweeduizend monniken. De Mahia Seya-dagoba De klim naar de Mahia Seya-dagoba is niet moeilijk, de treden zijn omzoomd door struiken en bloeiende bomen. Deze zogenaamde frangipani-bomen hebben meerdere functies. Allereerst verlenen de bomen schaduw aan de pelgrims. Voorts verspreiden de bloemen een bedwelmende geur en leggen zij een kleed van witte bladeren op de traptreden. Onderweg passeert u de spiegelzaal, verschillende kleine bakstenen dagoba's, twee rechtopstaande stenen platen met inscripties en een grote rotsinscriptie. De inscriptie beschrijft de stuwmeren, dorpen en landerijen die koning Mahadathila Mahanaya tussen 9 en 21 n.Chr. aan het klooster Chetiyagiri Vihara heeft geschonken. Voorts zijn er kluizenaarsholen te zien, waarin als eerste de prins-monnik Mahinda met zijn volgelingen woonde; van hier verbreidde zich het boeddhisme over geheel Sri Lanka. Op de heuvel kunt u een bezoek brengen aan de kluis van Mahinda en zijn 'bed' dat in de rots is uitgekapt. De Sinka PokunaAls u de Mahia Seya-dagoba bezocht hebt en de trap weer afdaalt, komt u vanzelf (links aanhouden) bij het 'Leeuwen-bad' Sinka Pokuna, aan de rand van het vroegere monnikenbad. Onder de stenen leeuw (met de poten omhoog en daarboven een dierenfries) namen de monniken een douche. Op het grasveld zijn resten van het klooster te zien; de gaten in de grond hebben waarschijnlijk gediend voor het verven van monnikenkleren. In de eetzaal van het klooster (refter), aan de voet van de dagoba op de heuveltop, staan vierkante zuiltjes. Voorts zijn er resten te zien van de conferentiezaal en het reliekenhuis. De kui pen in de vloeren waren bestemd voor het deponeren van offergaven, maar misschien ook voor het bewaren van wijwater waarmee de pelgrims gezegend werden bij het betreden van het heilige oord. |